Solidariteitsoproepen

Meir Rana Plaza herdenking c Sofie Hendrickx

Eén jaar geleden stortte het Rana Plazacomplex in Dhaka in, waarbij 1138 kledingarbeidsters om het leven kwamen en meer dan tweeduizend gewond raakten. Dit was de grootste ramp ooit in de kledingindustrie. Zo’n tweehonderd actievoerders van vakbonden en ngo’s plaatsten 1138 kaarsjes op de fontein van de Wapper, langs de Meir in Antwerpen. 

In een emotionele speech citeert ooggetuige Jef Van Hecken woedende Bengaalse nabestaanden: “dit is geen drama, dit is geen ongeluk, dit is moord.” Van Hecken rondt af met de vraag: “Kunnen we vandaag na 12 maanden lang wachten hun tranen drogen?”.

Wachten op compensatie
Sinds de ramp hebben meer dan 160 modemerken het Bangladesh Veiligheidsakkoord ondertekend. Hierin engageren ze zich voor inspecties en renovaties van de fabrieken. Een belangrijke stap. De slachtoffers van de ramp blijven echter nog wachten op compensaties voor de geleden schade.
De 29 kledingmerken die bestellingen plaatsten in Rana Plaza, kregen de vraag te storten in het Rana Plaza Fonds waaruit slachtoffers en nabestaanden worden vergoed voor de geleden schade. Hiervoor is 40 miljoen dollar nodig. Oftewel 0,2% van de winst van 22 miljard dollar die deze merken samen per jaar maken. Onder meer Primark, Mango, C&A en Inditex (groep achter Zara) deden al een bijdrage: iets meer dan een derde of zo’n 15 miljoen dollar is gestort. Het blijft echter wachten op de meerderheid van de merken, waaronder Benetton en Carrefour.

Winkelbezoek
De actievoerders bezochten ook enkele kledingwinkels op de Meir: JBC, C&A, Mango en Zara ondertekenden het veiligheidsakkoord, de laatste drie produceerden in Rana Plaza en deden al een storting in het Rana Plaza Fonds. Zij kregen een bedankingsbrief en paaseitjes cadeau. In de Benetton-winkel werd met aandrang gevraagd om dringend geld vrij te maken voor de compensatie van de slachtoffers.

Macht van de consument
Met de herdenking op de Meir wil de Schone Kleren Campagne enerzijds kledingmerken en modebedrijven stimuleren om te werken aan veilige fabrieken en leefbare lonen voor de naaisters van onze kleren. En anderzijds consumenten aanmoedigen om schone kleren te kopen. Amin, voorzitter van de Bengaalse kledingvakbond NGWF, zegt het zo: “Wij produceren wat jullie consumeren en dus zijn we met elkaar verbonden. Wil je de werkomstandigheden verbeteren, dan blijf je best kleren ‘made in Bangladesh’ kopen en vragen stellen over de arbeidsomstandigheden in je favoriete winkel. Als consument heb je immers invloed, en die troef verspeel je als je onze kledij niet weer wil kopen.”

Leefbaar loon
Amin gaat verder: “Sinds Rana Plaza is er op de werkvloer voor de kledingarbeidsters weinig veranderd. Hun belangrijkste eis is een leefbaar loon. Onafhankelijk onderzoek pleit zelfs voor hogere lonen dan waarvoor vakbonden ijveren. Een gevoelige aanpassing van het minimumloon is essentieel voor de arbeiders. Wat zijn ze immers met een hongerloon in een veilig fabrieksgebouw? De vakbonden eisen 80 euro want het huidige minimumloon bedraagt slechts 50 euro.”

 © foto: Sofie Hendrickx

 

skc01